Maandag. Koud wakker vind ik een natgepiest kinderbed en de vraag of ik even 65 webpagina’s kan schrijven vóór volgende maand. Of ik kan helpen met een speurtocht van groep acht en geld wil overmaken voor het bedankje voor de voetbalcoaches. Mam, waar zijn m’n gymkleren? Zullen we mijn fuif op 12 juli doen? En oja, overhoor je me nog effe voor bio? Wat nou, even uitdampen van het weekend.
Dinsdag. Laat de hond eens uit. Laat de hond eens uit! Werkelijk álles moet ik zes keer zeggen hier. Op kantoor bel, mail, praat en tik ik mezelf tot rust, om vervolgens te zorgen voor speeldates, vers voedsel, uitgewassen scheenbeschermers en een taxi naar de gymzaal. Waar je lenzen liggen? Vast nog in het andere huis. En ja, het eten is zo klaar.
Woensdag. Wasje erin, kliko aan de weg en hup, naar school en kantoor. Ik hou interviews, regel kaartjes voor de schoolmusical en informeer bij mijn zieke vriendin hoe ze zich voelt. Ja, tuurlijk kom ik even helpen met lezen op school. Op mijn werk vanochtend, het huishouden vanmiddag en de avondvierdaagse vanavond na heb ik toch niks te doen.
Donderdag. Geen kids, wat zoveel betekent als tijd voor werk, relatie, vriendinnen en sport. Allemaal op één avond graag.
Vrijdag. De jongens stormen binnen, na twee dagen papa/school/excursies/proefwerken. Snel prop ik er een magnetronmaaltijd in en hup, naar ouder-kind-voetbal. Een gezellig drankje in de feesttent? Nee mam, we gaan liever chillen thuis. Je hebt toch wel chips gehaald hè?
Zaterdag. Die heg moet nu echt gesnoeid. En shit, ik heb die foto’s voor de klassenouder nog niet gezocht op zolder. Op weg naar het feestje van een jarige vriendin, met niet gewassen haar want geen tijd, spot ik een teek op de hond en een bloedende wond op een kind. En mijn benzine is op.
Zondag. Mijn vriendin belt. Of ik Orange is the New Black al gezien heb. Euhh, nee. Hoe mijn week verder was? Ach ja, z’n gangetje. Je kent ’t wel.