Ze ligt er nog steeds. Na al die jaren. Te wachten op de prins die haar wakker komt kussen. De fakir is nog niet met pensioen en ook de bobsleebaan mag blijven, ondanks beginnende alzheimer. Ik ben verliefd op de Efteling en ik geloof dat het wederzijds is.
Inmiddels ken ik al haar gevoelige plekjes. Haar ontroerende, serieuze, spannende en lachwekkende kanten. Ook al zie ik echt wel dat de python een likje verf kan gebruiken, en vraag ik me elke keer weer af waarom ik zo nodig met 75 km per uur een draak moet verslaan, toch gaat mijn hart nog steeds sneller kloppen als we samen zijn. De nostalgische pleinen en onderhouden plantsoenen, de paddestoelen met muziek, de muntjes in de fonteinen … Zelfs de opgeblazen veelvraat in wiens mond ik mijn bananenschil stop, verveelt nooit. Dit moet echte liefde zijn.
Ze blijft me verrassen. Elke keer ontdek ik nieuwe reuzen, baronnen en prinsen. Met of zonder dwergen, duizend-en-één dukaten of wit paard. Zowel in de single riders lane als in de familierij. Ik zie mannen met lange en korte nekken. Groeiende en kromme neuzen. Zeven koppen of één goeie kop. Ik laat me vrijwillig meevoeren in mijnschachten en kolkende rivieren, en gezamenlijk zorgen de heren ervoor dat ik met natte billen de grot verlaat. Ik ontmoet Assepoester, die een draak grijpt om mee te walsen omdat haar eigen prins te lang op zich laat wachten. Kijk, dat noem ik nu met je tijd meegaan. Al die ongrijpbare en mysterieuze avonturen zijn prachtig, maar je moet wel realistisch blijven natuurlijk. Ook die prins flikkert wel eens uit zijn zadel en bij het vliegende tapijt zit ook wel eens een steekje los. Dan neem je als vrouw gewoon het heft in eigen hand en maak je je eigen sprookje.
Ze is dus traditioneel en ruimdenkend tegelijk. Precies waar ik op val. Dankzij haar geloof ik nog in sprookjes, en help me vooral niet uit de droom. Maar hé, 100 jaar wachten op die fucking prins? Dacht ’t niet Doornroosje.