Mijn kind wil cashen op de vrijmarkt. Als voormalig startend ondernemer weet ik dat je ergens moet beginnen, dus ik werk mee. Waar hij zich buigt over de koopwaar – hij schat onze collectie inmiddels op ‘een paar honderd euro’ – bereid ik de bijzaken voor. Gewoon wat dingetjes eromheen zeg maar. Niets om je over druk te maken verder hoor.
Ten eerste regel ik plastic tasjes voor de impulskopers. Hoe krijgen ze anders hun nieuwe krultang, K’nex achtbaan en kist met dominosteentjes op de fiets mee naar huis? Vervolgens sorteer ik de kleding op maat, boeken en dvd’s op genre en kaarsenhouders op kleur. Hoe vindt de verzamelaar, die na het afstruinen van de oranjemarkten in Gestel en Boxtel nog steeds op zoek is naar die ene Donald Duck, anders zijn gewenste exemplaar in onze kraam? Mijn derde actiepunt is het fixen van voldoende wisselgeld. Broodnodig voor alle koopjesjagers die afdingen alsof 20 cent méér hun faillissement betekent. Daarna regel ik een zeil (want regen), een paraplu (want regen), laagjes kleren (want kou) en kussentjes om op te zitten (want regen en kou). Een kleed om alles op uit te stallen, een thermoskan koffie, fles ranja en gesmeerde boterhammen. Alleen nog even mijn handelaar in spé vertellen dat de doos met lego niet voor anderhalve euro over het kleedje mag en mijn taken zitten erop. Voor vandaag. Wat morgen betreft reken ik op een werkdag van een uur of tien, ervan uitgaande dat ik naderhand niet nog naar de stort hoef of Marktplaats-advertenties mag gaan knutselen.
Als ik alles in de auto gesjouwd heb, zie ik eurotekens in de dichtvallende ogen van mijn kleine ondernemer en zucht hij dat ‘hij er nu klaar voor is’. Ja jongen. Hard werken hè, zo’n vrijmarkt. En dan moet het onderhandelen over je moeders uurloon nog beginnen. Truste.