Het is me wat. Als negentienjarige volgeladen worden met een samengesteld gezin van zeven personen én bagage voor al die lui, en dan tijdens een hittegolf 1400 kilometer naar de camping in Spanje tuffen. Eenmaal daar iedereen al klimmend de mooiste middeleeuwse dorpjes showen, hen via de een na de andere haarspeldbocht naar de meest idyllische baaitjes brengen, een parkeergarage aan de Ramblas in Barcelona overleven zonder kleerscheuren en tot slot de hele bende weer terug naar Nederland vervoeren in zestien uur.
Ga rustig zitten, dan zal ik je precies vertellen hoe het ging allemaal.
Schrik voor vertrek
De pret begon twee dagen voor vertrek, toen mijn tijdelijke verzorgers me ophaalden bij mijn eigenaar en ik ze nog even flink liet schrikken met al mijn mankementen. Tja, er is nu eenmaal nooit echt naar me omgekeken. Niet zo gek dus dat ik soms niet wil starten, dat mijn knopjes, lampjes en meters niet functioneren, mijn deur niet op slot kan, mijn airco ‘het niet altijd optimaal lijkt te doen’ en mijn banden nog minder profiel hadden dan die van een wals. Voor dit stel was het genoemde blijkbaar reden genoeg me nog even langs de garage te sturen. En ja hoor: mijn wiellager bleek kapot en werd gefikst, ik kreeg nieuwe banden en bij de woorden ‘de airco is niet meer te redden’ kreeg de vrouw een rolberoerte. Toch werd ik volgepakt en bezakt met zeven zwetende kinder-, puber- en grote-mensen-lijven, tig koude flessen water en genoeg powerbanks om bij gebrek aan een werkende aansteker-ingang alle smartphones mee op te laden. Ik heb zo’n idee dat het love duo geen andere keus had omdat alle verhuurbedrijven in de regio hun MPV’s en busjes inmiddels verhuurd hadden, maar om nou te zeggen dat ze relaxed vertrokken toen ik weigerde te starten? Uhmm … nee.
De safaritent van Country Camp maakt alles goed
Ik besloot de rest van de reis lief voor ze te zijn. Op een enkele keer na, sloeg ik meteen aan. Elke vierhonderd kilometer dronk ik braaf mijn LPG – wat zelfs her en der nog te vinden was ook – en na zo’n vijftien uur arriveerden we op onze groene camping in Bégur, waar ik net als mijn passagiers een lekkere ruime plek in de schaduw kreeg. Dankzij de grote safaritent met zes bedden, luxe lounge meubilair en de mogelijkheid om een tentje – wat zeg ik, vier tentjes – naast mij te zetten, verscheen er een lach op alle oververhitte gezichten. Het idyllisch gelegen zwembad op nog geen twintig meter afstand van de glampingtent van Country Camp liet hun laatste zweetdruppels verdwijnen. Al binnen een dag ervaarden mijn bestuurders de voordelen van een safaritent zonder badkamer ten opzichte van een glampingaccommodatie mét eigen sanitair. Geen continu bezet toilet noch stinkende tent. Geen vijf handdoeken op de grond. Geen gezeur over wie het eerst mag douchen. Gewoon met pleerol en douchegel naar het sanitairgebouw en rust in de tent. De vakantie was nu echt begonnen.
De trappen op, de dorpjes en steden in
De rust van dag twee, waar ik wel aan kon wennen, was op dag drie subiet over. Girona moest ontdekt worden. En de dagen erna volgden oud-Pals, Barcelona en natuurlijk Bégur. Met de dakkoffer nog op mijn rug was het een beetje lastig parkeren in de parkeergarage, daar kwamen mijn bestuurders al vloekend achter in Girona, maar toen ze mijn rugzak eenmaal in de tent gestald hadden ging het stukken beter. Zonder mij beklommen ze de trappen naar de stadsmuren van Girona, liepen ze over de brug van Eifel, bestelden ze ijsjes in alle smaken en aten ze verse tapas op het prachtige Plaça de la Independència.Om dit alles twee dagen later in Barcelona weer over te doen, inclusief Parc Guell, Sagrada Familia, Casa Mila en Casa Battlo. Bij de aanblik van hun voldane gezichten bij terugkeer in de garage besloot ik ze spontaan te vergeven dat ze me hadden ingeruild voor de metro en de benenwagen. Gelukkige inzittenden is ook wat waard.
Bijzondere baaien en sfeervolle strandjes
Al deze uitstapjes werden keurig afgewisseld met rustmomentjes, die ik wel even nodig had. Soms werd er uitgerust op de camping, soms op een prachtig strandje in een van de baaien aan de costa. Mijn persoonlijke favoriet was Sa Reira, waar de golven zo hoog waren dat zelfs de pubers – die even daarvoor nog op mijn achterbank hadden zitten mopperen dat ze niet van de zee hielden – het uren volhielden in het water. Het grote zandstrand van Pals zorgde ervoor dat de meegenomen vlieger eens uit mijn kofferbak mocht en ook Sa Tuna, waar ik de kustlijn kon zien vanuit mijn parkeervak, was een paar kiekjes waard. Het hoogtepunt van de vakantie was echter het avontuur dat startte in de baai van Tamariu. Hier werd samen met campingvrienden met een vaarbewijs een heuse Miami Vice-achtige boot gehuurd, die mij met zijn 270 pK zo ongeveer zesdubbel versloeg. De kustlijn vanl’Estartit tot Palamós werd verkend met een slordige 50 kilometer per uur. De kinderen genoten, de volwassenen straalden.
Camping Bégur als groene hart van de Costa Brava
Conclusie na tien dagen: met camping Bégur als groene middelpunt is de streek perfect te verkennen. Mijn inzittenden denken erover nog eens terug te gaan, omdat er nog meer dan genoeg dorpjes onaangedaan zijn. Vanuit mijn koplampen zag ik plaatsnamen als Llafranc, Palafrugell en Platja d’Aro. Het Dalí museum in Figueres moet helaas wachten op een volgende keer en ook toeristische plaatsen als Lloret de Mar, Blanes en Calella hebben mij nog niet mogen verwelkomen op hun wegen. En camping Bégur zelf? Die is niet te groot en niet te klein, precies goed. Perfect onderhouden en met haar schaduwrijke plekken en goede voorzieningen, zoals twee zwembaden, meerdere speeltuintjes, een voetbal- en basketbalveld en tafeltennis- en biljarttafels, de ideale gezinscamping voor families met kinderen tot een jaar of twaalf. Je moet wel even tegen de strenge regels kunnen – in onze ogen onschuldige bommetjes, salto’s of overgooisessies in het buitenbad worden bestraft met een streng fluitje van de badmeester en de directeur-dictator himself houdt nauwlettend in de gaten of alle grassprietjes op zijn kampeerparadijs nog netjes in het gareel staan – maar als je je hierbij neerlegt heb je de vakantie van je leven.
En ja, dan die zevenzitter weer in
Aan alles komt een eind, zo ook aan vakantie. En dus werd ik weer volgestouwd met mensen, kleding, voetballen, gekochte souvenirs en bergen eten en drinken voor de snikhete terugweg die zestien uur zou duren. Met 40 graden buiten, een wagenziek kind op de middelste bank en zonder airco had ik het zwaar te verduren. Toch heb ik ze zonder sputteren thuisgebracht. Zolang de kinderen nog een bloedsomloop hebben, is het goed toch? Bij mijn voorouders in de jaren tachtig en negentig ging het niet anders. Of ze me volgend jaar weer willen lenen, daar twijfel ik nog over. Maar hetzij met deze vakantiegangers hetzij met mijn eigen baasje; iets in mij – of het nu mijn kapotte aircoslang of de splinternieuwe voorbanden zijn – zegt me dat ik Noord-Spanje ga terugzien. Hasta la vista!