Met Pasen wilde ik eigenlijk schrijven dat ik het stom vind dat de kinderen van deDr. Landmanschool in Haaren langs de deuren gestuurd werden om eieren op te halen voor de voedselbank. Niet omdat ik een harteloos kreng ben of armen niks gun, maar dat schooien – en vooral door kinderen – daar hou ik niet van. Ik deed het niet, dat schrijven. En maar goed ook. Want inmiddels, na een koffiedate bij de voedselbank, heb ik nieuwe inzichten.
Naar aanleiding van mijn decemberse column, waarin ik meldde goededoelenmoe te zijn na tig bezoekjes van collectanten binnen drie dagen, werd ik uitgenodigd. In mijn redelijk nieuwe broek en met fris gewassen haar kreeg ik een rondleiding dwars tussen de koelingen, stellingen en kratten door. Op een tijdstip dat er geen klanten kwamen ‘want die worden liever niet gespot’. Al pratende kwam dé vraag op tafel: of ik enig idee had hoe ze de 475 Boxtelnaren konden bereiken die wél recht hebben op een krat, maar zich níet melden. Van de 600 inwoners onder de armoedegrens nemen maar 125 de hulp aan. Nou, misschien heb ik dat wel.
Denk even terug aan die kinderen die vrolijk aanbellen en zonder enige schroom om eieren of geld vragen. Hoe ouder we worden, hoe minder graag we onze hand ophouden en hoe roder onze wangen kleuren. Ik snap ze dus ergens goed, die 475. Die verdomde trots hè. En die Haarense school snap ik inmiddels ook. Hoe jonger, hoe schaamtelozer. En iemand moet het taboe toch doorbreken?
Voedselbank, ik zou de deuren voortaan opengooien voor kinderen die ‘even een boodschap voor hun ouders komen doen’. Dag schaamte, welkom nieuwe klanten. Nooit gedacht dat ik het nog eens zou zeggen. Maar leuren langs de deuren? Ik kan niet meer anders dan het goedkeuren.