Met veelbelovende Siberische temperaturen en de olympische medailles nog vers op ons netvlies, gaat het deze week nergens anders over dan over natuurijs. Het wonder der natuur. Dat menig ijsbaan van plastic is en dat er onder je schaatsen een voetbalveld ligt, vergeten we even.
Tractoren en tuinslangen worden van stal gehaald en vier latten en een zeil omgetoverd tot schaatsbaan. Boeren, conciërges en vrijwilligers dopen zich tot ijsmeester. De helden zorgen voor het heilige ijs alsof het hun kindje is, in de hoop dat ze de dag erna op de online ijskaart vermeld staan. In Schijndel zet manege De Molenheide haar buitenbak onder water, in Liempde timmeren omwonenden erop los en op het Gestelse Elde College rollen ze de slang uit tot het sportveld. Dorpen in ’t hele land vechten om de eerste marathon op natuurijs. Maar wat nou natuurijs? Het enige verschil met een kunstbaan is dat moeder natuur het water bevriest. Verder is er niks natuurlijks aan. Collega-columnisten in het noorden schrijven nu over het vaarverbod op Friese plassen. Ja, dan heb je het ergens over.
Temperen laat onze nationale schaatskoorts zich niet. Van Friesland tot de Meierij, het hoeft nog geen twee nachten onder nul te zijn en we zien het verschil tussen een door de buurt gefabriceerd baantje en een reeks bevroren meren en sloten niet meer. Best bijzonder als je bedenkt dat skiërs hun neus ophalen voor b-sneeuw uit kanonnen. Met schaatsen is het net als wanneer we moeten voetballen: het virus steekt iedereen aan. Het verbroedert. En ijs = ijs. Voor bijna iedereen dan.
‘Mam, breng jij onze schaatsen effe? We kunnen eindelijk op de gracht bij papa achter!’ Klunen om erop te komen. Spannend gekraak. Onder de bomen door. Dit zijn de échte. Zal hun Friese naam wel zijn.